Schaduw versie

Zondagochtend 16 april 2023. Ik lag nog in bed en deed vluchtig zelfonderzoek aan mijn borsten. Mijn moeder heeft drie keer borstkanker gehad, of eigenlijk vier keer, omdat er bij die laatste keer twee tumoren werden gevonden. Hierdoor ben ik erg alert en doe regelmatig zelfonderzoek. Tijdens het inspecteren van mijn linkerborst ging er een schok door me heen. Ik meende iets te voelen. Dit moest mijn verbeelding zijn. Ik voelde nog eens.. en nog eens. Hoezeer ik ook mijn best deed om bevestiging te vinden dat wat ik zojuist gevoeld had mijn verbeelding was, het bleef voelbaar. Was dit een knobbeltje? Nee! Nee, dat kon niet waar zijn!

Verstijfd bleef ik in bed liggen. Mijn vriend stond zich klaar te maken om te gaan sporten en had niets door. Hij liep nog even de slaapkamer in om spulletjes te pakken en wierp me een glimlach toe. Ik probeerde hem een glimlach terug te geven, een alles-in-orde-hoor glimlach. Het was immers zondagochtend en zondagochtend voelt normaliter ontspannen en veilig. De vogeltjes floten, de wereld ontwaakte langzaam. Dat strookte allemaal niet met de paniek die bezit had genomen van mij.

De hele zondag bleven mijn gedachten bij het knobbeltje. Angstige scenario’s van mij op huisartsbezoek, gevolgd door een ziekenhuisbezoek met een mammografie en echo, flitsten door mijn hoofd. Gedurende de zondag voelde ik herhaaldelijk of het knobbeltje er nog zat. Ik inspecteerde de vorm om te peilen of het goed of fout aanvoelde en kreeg een hechte band met Google. Rituelen die zich de dagen erna zouden voortzetten. Soms wist ik mezelf, na urenlang voelen en Googelen, enigszins gerust te stellen. Het volgende moment kwam ik weer volledig vast te zitten in die akelige paniek.

Weken verstreken, waarin ik het knobbeltje ontelbare keren per dag inspecteerde. Telkens met de hoop dat het me ditmaal lukte om blijvend geruststelling te vinden. Ik deelde mijn zorgen met niemand. Door het te delen zou het knobbeltje waarheid worden. Een waarheid die ik niet kon verdragen. Ik moest er niet aan denken om allerlei onderzoeken te ondergaan. De spanning zou daarmee juist verder oplopen. Zolang ik het verborgen hield kon ik mezelf voorhouden dat het niet echt was. En misschien stelde het ook helemaal niets voor en was het geen knobbeltje. Maar misschien ook wel..

Het werd steeds lastiger om de ontkenning voort te zetten. Ik veranderde in een schaduw versie van mezelf en kon met geen mogelijkheid meer terug in mijn oude ik. De ik die verder ging met leven was vertrokken. Ik stond stil, ook al bleef ik de dagelijkse dingen oppakken en ging zelfs op vakantie. Mijn emoties bleven wisselen, van tijdelijke geruststelling, naar extreme angst. Inmiddels waren er ruim drie maanden verstreken. Drie maanden waarin ik hier alleen mee rond liep. Het vrat aan me en ik voelde me zowel geestelijk als lichamelijk uitgeput.

Tegen het einde van de maand juli brak ik compleet. Ik was op en besefte dat ik het waard was om mezelf te helpen verlossen. Huilend vertelde ik mijn vriend waar ik mee zat. Mijn vriend zijn eerste reactie was, “er zit helemaal niks. Het zit in jouw hoofd”. Zijn woorden deden me verdriet. Ik was toch zeker niet gek. “Hier! Voel!” sommeerde ik hem, wijzend naar mijn borst. Uiteindelijk bevestigde hij dat er iets zat. “Je belt maandag gewoon de huisarts. Of wil je je verdere leven in angst leven?” zei mijn vriend. Het was zaterdag en ik besloot maandag de huisarts te bellen. Ik moest alleen de zaterdag en zondag nog zien te doorstaan en dan werd het maandag.

Die maandag belde ik de huisarts, wat voelde dit onwerkelijk. Nu was het alsnog allemaal echt geworden. Nog voor de huisarts me had onderzocht, vertelde ik dat ik alleen maar gerust gesteld wilde worden en écht niet per se doorgestuurd hoefde te worden. En o, ja, “mijn moeders borstkanker was bovendien niet erfelijk, dat hadden ze ooit onderzocht”, vulde ik aan. De huisarts voelde dat er inderdaad iets in mijn borst zat. Volgens haar voelde het onschuldig. Ok prima, dacht ik en sprong van de onderzoeksbank, hopend dat het daarmee klaar was. “Maar ik ga je evengoed doorverwijzen naar het ziekenhuis”. “Shit.. Mijn paniekgevoel steeg naar een hoger level. Diezelfde dag nog werd ik gebeld door de afdeling Oncologie. Ik kon op woensdag al terecht.

Met gierende zenuwen meldde ik me die woensdag in het ziekenhuis. Eerst werd ik onderzocht door de Verpleegkundig Specialist en daarna door naar de afdeling Röntgen. Tijdens het pletten van mijn borsten bij de mammografie, vulden mijn ogen zich met tranen. Zometeen zou ik de diagnose krijgen. Mijn angst bereikte het hoogste level. “Ik ben gewoon heel bang”, snikte ik. De mammolaborant legde een troostend hand op mijn schouder. Trillend lag ik even later op de behandeltafel. Rechts van mij zat de arts, links de mammolaborant en voor me mijn vriend. Er viel een stilte tijdens de echo. Mijn ogen schoten angstig naar mijn vriend. Uiteindelijk begon de arts te spreken. “Dit ziet er niet uit als kanker. Het lijkt op een lymfekliertje of een kleine cyste”. De arts ratelde door. Ik hoorde haar woorden, maar de hardnekkige angst die ik al maanden meedroeg week niet zomaar van mijn zijde.

“Ik weet nog steeds niet of ik nu opgelucht mag zijn”, bracht ik voorzichtig uit. “U mag opgelucht zijn”, antwoordde de arts. In mijn borsten was niets verdachts te zien. Bij de Verpleegkundig Specialist, werd het nieuws nogmaals bevestigd. Nu pas kon ik het goede bericht op me in laten werken. Het voelde alsof ik een nieuw leven had gekregen. Een ongekende euforie nam bezit van me. “Drie maanden”, zei mijn vriend tegen de Verpleegkundig Specialist. “Ik moet zeggen, dat heeft ze al die maanden goed voor mij verborgen weten te houden”..